Onderdelen ruimtemanagement zijn bijvoorbeeld:
Efficiëntie
Opstelling; wat kan, wat mag [norm], wat staat er o.b.v. organisatie-keuze
Inrichtings[norm]
Ruimte-capaciteit[norm]
Ruimte-recht[norm]
Ruimte-gebruik; vast, fles, plan, werkelijk
Bezetting; graad en norm
Benutting; graad en norm
Waardering gebruiker
Beleving
Klimaat
Geluid
Veiligheid[gevoel]
Afstanden
Bijdrage welzijn en productie
Ruimtemanagement draagt binnen de vastgoedportefeuille bij aan het optimaliseren van:
het gebruik, beheer en het assortiment van ruimten, gebouwen en terreinen en de
waardering daarvan door gebruikers.
Het bieden van inzicht in en advies over het gebruik voor de huisvester en de waardering door gebruikers.
Het maken van scenario’s voor ruimte- en/of gebouwgebruik.
Het initiëren en/of beoordelen van aanpassingen aan het assortiment [functie, aantal, oppervlak].
Het toewijzen van ruimten in de gebouwen en toetsen op de afspraken daarover.
Het ontwikkelen en beheren van instrumenten; registratie, normen, rekenmodellen, dashboards, rapportages, gegevens uit smart building-technieken zoals gebouw- en ICT-systemen en algoritmen.
Als neven-effect het ondersteunen van andere processen; schoonmaak, beheer, veiligheid
Beter onderbouwd inzicht en overzicht van gebruik, leegstand en toewijzing voor beleid, planvorming en beheer.
Behoefte aan éénduidige termen, definities en bepalingsmethoden [meten].
Behoefte aan vastgestelde normen voor maatvoering en inrichting.
Gegevens worden steeds meer digitaal vastgelegd [data] en zijn te koppelen voor het leggen van relaties. Dit biedt een meer eenduidig en actueler inzicht.
Toenemende behoefte aan consistente, actuele en op het doel gerichte gegevens.
Belang van inzicht in kosten en ongewenste of onnodige leegstand neemt toe.
Een toenemende behoefte aan inzicht in de relatie tussen de productiviteit en de kwaliteit van huisvesting.
Ook is er, vaak bij overheden en maatschappelijke organisaties, de roep om objectieve en transparante registratie en behandeling van huisvestingsvraagstukken.
En er is steeds behoefte om de ‘toegevoegde waarde’ van de huisvestingsorganisatie aan te tonen.